In 2022 was de algemene uitkering gebaseerd op het ‘samen trap op / trap af'-principe. Dit betekent dat bij een stijging van de rijksuitgaven de algemene uitkering toeneemt en dat een daling van de rijksuitgaven zorgt voor een afnamen van de algemene uitkering.
Ten opzichte van de Herfstnota 2022, waarin de septembercirculaire is verwerkt, heeft de decembercirculaire 2022 een positief effect. De grootste wijziging zijn de extra middelen voor de energietoeslag.
Dit resulteerde in een toename van de Algemene uitkering ten opzichte van de stand bij de Herfstnota 2022 van € 409.169.
Daarnaast heeft er ten opzichte van de Herfstnota 2022 nog een verrekening uit 2021 plaatsgevonden. De uitkeringsfactor voor 2021 is met 0,002 naar beneden bijgesteld wat resulteerde in een afname € 39.066. Tevens heeft er een verrekening uit 2020 plaatsgevonden. Voor dat jaar is de uitkeringsfactor naar boven bijgesteld met 0,0017, wat resulteerde in een toename van € 48.519. Tezamen € 9.453.
De algemene uitkering 2022 komt totaal uit op € 45.250.169
De algemene uitkering verrekeningen uit de jaren 2021 t/m 2019 is totaal € 9.453.
Totaal € 45.259.622.
Voor verder inzicht in de verrekeningen uit voorgaande jaren en de verdeling van het gemeentefonds 2022 over de diverse maatstaven wordt verwezen naar de Facultatieve bijlage Algemene uitkering.
Binnen het Gemeentefonds kennen we de: •
Algemene uitkering (AU); •
Decentralisatie-uitkering (DU); •
Integratie-uitkering (IU).
Daarnaast kunnen gemeenten extra geld krijgen om bepaald beleid van de Rijksoverheid uit te voeren. Dit zijn specifieke uitkeringen. Hiervoor geldt een specifieke bestedingsverplichting en een verantwoordingssystematiek via SiSa. | 